8. Houdt persoonlijke ruimte opgeruimd
bv. kleding in wasmand, lege vloer, spullen opgeborgen in kasten
9. Houdt persoonlijke ruimte hygiënisch schoon en vrij van onaangename geur
(bv. vrij van etensresten, schoongemaakt, ruimte ruikt fris)
10. Wast en droogt kleding
11. Doet de afwas of ruimt vaatwasser in en uit
12. Doet boodschappen voor een maaltijd
13. Bereidt een voedzaam ontbijt en/of voedzame lunch
14. Bereidt de avondmaaltijd
(schijf van vijf, bereidt voedsel zoals gebruikelijk is)
15. Doet kleine klusjes in huis / gebruikt eenvoudig gereedschap
(bv. lamp vervangen, band plakken, schilderijtje ophangen, knoop aanzetten)
16. Maakt een reële schatting van de prijs van levensmiddelen
(bv. brood, literpak melk, 100 gram vleeswaren, blikje frisdrank, zak chips/snoep)
17. Maakt een reële schatting van de prijs van grotere goederen
(bv. televisie, fiets, mobiele telefoon, computer, jas, broek, T-shirt)
18. Berekent hoeveel wisselgeld hij of zij in de winkel terugkrijgt bij kleine aankopen
19. Gaat verantwoordelijk om met geld
score 1= kan wekelijks zakgeld niet beheren (bv. koopt alleen drugs)
score 2= beheert wekelijks zakgeld
score 3= beheert wekelijks zakgeld en boodschappengeld
score 4= beheert maandgeld zonder voor vaste lasten te (moeten) zorgen
score 5= beheert maandgeld inclusief vaste lasten (bv. huur, verzekeringen)
20. Gaat verantwoord om met post: lezen, zo nodig bewaren en/of actie ondernemen
21. Heeft noodzakelijke verzekeringen afgesloten: ten minste ziektekosten, wettelijke aansprakelijkheid
22. Maakt gebruik van internetbankieren
23. Leest en begrijpt eenvoudige teksten
(bv. straatnaambordjes, tekst in een winkel)
24. Leest en begrijpt ingewikkelder teksten
(bv. een gebruiksaanwijzing, een officiële brief)
25. Schrijft leesbaar eigen naam en adres
26. Vult foutloos een formulier in of stuurt een leesbare mail
(kleine foutjes mag)
27. Leest de juiste tijd af op wijzerklok of digitale klok
(op 5 minuten nauwkeurig)
28. Weet welke maand het is en welke daarna komt
29. Is verkeersveilig in een bekende of rustige buurt
30. Is verkeersveilig in een onbekende of drukke buurt
31. Reist zelfstandig met openbaar vervoer
score 1=nee
score 2=zonder overstappen
score 3=met overstappen
score 4=met overstappen naar verschillende soorten OV
score 5=met zelf route zoeken
32. Maakt verantwoord gebruik van OV-chipkaart
(bv. kent de werking, checkt in en uit, leent kaart niet uit aan anderen die er onverantwoord mee omgaan)
33. Heeft een betekenisvolle daginvulling
34. Is in staat een baan te behouden of een opleiding te volgen
35. Vermaakt zich met zelfbedachte activiteiten
(maatschappelijk verantwoord)
35a. Zorgt voor zichzelf in geval van ziekte of ongeval
35b. Volgt het advies op van een arts / hulpverlener op in geval van ziekte of ongeval
(inclusief medicatiegebruik)
36. Maakt adequaat contact met nieuwe mensen
(bv. aankijken, hand geven, voorstellen, naar de naam van de ander luisteren)
37. Is gastvrij voor bezoek
(bv. wijst waar je je jas kunt ophangen, biedt zitplek aan, biedt iets te drinken/eten aan)
38. Neemt initiatief om een praatje te maken en toont interesse in het verhaal van de ander
39. Vangt non-verbale signalen van anderen op en stemt zijn/haar gedrag hier op af
40. Is geregeld bereid iets voor een ander te doen
(bv. een kopje koffie zetten, een boodschap doen)
41. Heeft nette tafelmanieren
(bv. met mes en vork, mond dicht, zonder smakken, geeft anderen desgevraagd spullen aan, zorgt voor eerlijke verdeling van het eten)
42. Volgt het nieuws op tv / internet / krant
43. Maakt gebruik van sociale media
(bv. past vaardigheid toe, gebruikt sociaal verantwoorde taal, pest/dreigt niet)
44. Gaat goed om met een telefoon
(bv. kent praktisch gebruik, zegt naam bij opnemen, blijft binnen het budget bij abonnement)
45. Maakt zelf afspraken met tandarts / huisarts / ziekenhuis
46. Gebruikt openbare ruimtes waar deze voor bedoeld zijn
(bv. gemeentehuis, station, café, bioscoop, winkels)
47. Stelt op een adequate manier vragen in het openbaar
(bv. advies in een winkel, de weg vragen op straat)
48. Gaat goed om met gezag
(bv. bij werkgever, overheidsinstanties, hulpverlening)
49. Wacht op zijn/haar beurt
(bv. als hij/zij een vraag wil stellen, in de rij voor een kassa)
50. Gaat contacten aan met mensen die een positieve invloed hebben
51. Heeft één of meerdere goede vriend(inn)en waarmee persoonlijke ervaringen gedeeld worden
52. Laat zich niet overhalen tot activiteiten waar hij later spijt van krijgt (om erbij te horen / of waar niet goed over nagedacht is)
(bv. geld weggeven, drank- of drugsgebruik, crimineel gedrag, seksueel contact)
53. Gaat gezonde liefdesrelaties aan en kan deze onderhouden
(bv. met een meerderjarige, gebruikt een voorbehoedsmiddel, voelt grenzen van de ander aan, gelijkwaardig)
54. Denkt na voordat hij/zij handelt: weegt voorafgaand aan een beslissing voors en tegens af
55. Bekijkt een probleem van meerdere kanten en overweegt meerdere oplossingen
56. Handelt doorgaans verstandig: laat negatieve lange-termijn-consequenties zwaarder wegen dan positieve korte-termijn-consequenties
57. Stelt gedrag of wensen uit als dat nodig is
(bv. sparen, een vraag voor bepaalde tijd uitstellen)
58. Zet zichzelf tot vervelende klusjes die nu eenmaal moeten gebeuren
59. Leert van fouten
(betrekt eerdere ervaringen bij het nemen van een beslissing, past gedrag hierop aan)
60. Laat zien inzicht te hebben in eigen beperkingen
(bv. vraagt om hulp wanneer nodig)
61. Vraagt advies aan anderen in geval van grote beslissingen
(bv. wisseling van baan, aangaan relatie, een grote aankoop)
62. Komt op tijd op afspraken
63. Past zich flexibel aan bij veranderingen
Niveau hoogst afgeronde opleiding
Intelligentieniveau
(vul in wat van toepassing is)
Meest recente diagnose(s)
De cliënt wordt onderzocht in een justitieel kader
Woonsituatie van de cliënt
Indien de cliënt wordt onderzocht in detentie, dan kruist u aan in welk type setting hij/zij als laatst heeft gewoond
Past de setting bij het vaardigheidsniveau van de persoon?
VG-Indicatie
Selecteer welk VG-indicatie de cliënt heeft